Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.

Vul de juiste werkwoordsvormen in:

hele werkwoord	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
fietsen	ik fiets	ik fietste	ik heb gefietst
knippen	jij knipt	jij	ik heb
passen	jij past	jij	ik heb
prikken	jij prikt	jij	ik ben
raken	jij raakt	ik	ik heb
knutselen	jij knutselt	ik	ik heb

hele werkwoord	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
remmen	ik rem	ik remde	ik heb geremd
leggen	ik leg	ik	ik heb
rijmen	het rijmt	het	hij heeft
vouwen	hij vouwt	hij	hij heeft
heten	ik heet	hij	zij hebben
kaarten	wij kaarten	wij	ik heb

hele werkwoord	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
loten	jij loot	jij	wij hebben
poten	jij poot	jij	wij hebben
praten	jij praat	jij	wij hebben
vergroten	jij vergroot	jij	wij hebben
besteden	jij besteedt	jij	wij hebben

hele werkwoord	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
braden	ik braad	ik	ik heb
kneden	hij kneedt	hij	hij heeft
laden	jij laadt	jij	jij hebt
melden	jij meldt	jij	jij hebt
zich verkleden	ik verkleed me	ik me	ik heb me